Uit het leven van casemanager dementie Esra Geurink

‘Mijn buurvrouw is een dief. Ik weet het zeker, want ze steelt koffie uit mijn huis’. Ik sta in een veel te warme huiskamer met mijn winterjas nog aan. Er gaan allerlei gedachten door mijn hoofd, maar eerst moet ik mijn jas uitrekken, anders raak ik net zo oververhit als Jaap lijkt te zijn. ‘Jaap, ik trek even mijn jas uit en laten we rustig praten’.

‘Rustig? Rustig! Ik ben helemaal niet rustig!’

Ik kijk naar Jaap en denk: je hebt helemaal gelijk. Als mijn buurvrouw mijn koffie zou stelen, zou ik ook boos worden. Maar eerst trek ik mijn jas uit en ga ik op de bank zitten. Jaap gaat ook zitten en kijkt me aan. Ik laat een stilte vallen en zeg dan: ‘Jeetje Jaap, wat is er toch aan de hand…’.

Jaap begint zijn verhaal. Hij vertelt dat hij al een tijdje merkt dat er dingen verdwijnen. Vooral de koffie. En het dekbed dat het op het balkon hing? Raad eens? Ook weg, meegenomen door de buurvrouw. En het ergste is dat ze een sleutel heeft en probeert binnen te komen, want dat kan hij horen als hij in de woonkamer is. Jaap is heel stellig, maar wordt langzaamaan rustiger.

Ik knik, hmm een paar keer en zeg: ‘nou, dat is wat’. Hoe verleiding het ook is, ik stel geen feitelijke vragen. Eerder die dag heeft zijn goede vriend en tevens mantelzorger mij gebeld, dus ik weet wat er speelt. En ik weet ook dat de buurvrouw een vrouw van in de 90 is met een rollator. Hoewel ik denk dat buurvrouw niet steelt, zou het niet de eerste keer zijn dat een sterk verhaal toch waar blijkt te zijn.

Jaap is van plan om de politie te bellen. Ik probeer Jaap te ontmoedigen en verwacht niet dat hij het zal doen. Maar Jaap weet me te verassen, want een week later krijg ik een telefoontje van de wijkagent. Ik dacht dat het niet zo’n vaart zou lopen, maar het is nu tijd voor een plan, een heel duidelijk plan. We gaan dagbesteding inzetten, want er is afleiding nodig. Gelukkig werkt iedereen mee, denk aan de gemeente voor de indicatie en de dagbesteding. Het is aan mij om Jaap ‘te verleiden’. Het lukt om Jaap twee dagen per week een fijne daginvulling te bieden.

Op een dag dat Jaap naar de dagbesteding is, breng ik een bezoekje aan de buurvrouw. Ze heeft veel te verduren gehad, het gedoe is haar niet in de koude kleren gaan zitten en ik wil haar graag een hart onder de riem steken.

Het blijkt een schat van een vrouw te zijn, ze vindt de situatie erg vervelend en weet dat hij er niets aan kan doen. ‘Ach die Jaap. Hij doet geen vlieg kwaad. Het is triest hoe het allemaal gaat’.